Dhr. Henny Latjes


Meneer Henny Latjes is ere-lid van de verenging sinds 2001. Nadat hij jarenlang als paukenist zijn steentje heeft bijgedragen in het orkest en tien jaar lang voorzitter van de club is geweest. 


Meneer Latjes is geboren in Den Helder op 19 september 1930. Zijn ooms speelden bij Winnubst en zo geschiedde dat ook meneer Latjes bij Winnubst terecht kwam. Dat was heel gebruikelijk in die tijd. Hij begon als tamboer, meelopend met zijn oom die hij simpelweg moest naspelen en waarop hij op die manier de kneepjes van het vak leerde. Na een paar jaar bedacht directeur Schenkels dat hij paukenist moest worden. Dit werd hem medegedeeld terwijl hij samen met zijn oom, die melkboer was, de melk afleverde bij directeur Schenkels. Deze heeft het hem in 3 lessen zelf geleerd, ‘en de rest leer je wel op de repetitie’ meende Schenkels. Op het eerstvolgende concert speelde meneer Latjes direct een solo, aan het eind van Colonel Bogey on Parade mocht hij zijn kunsten laten horen. Deze mars potpourri is nog altijd zijn favoriet.


Tijdens de studie in Leeuwarden heeft meneer Latjes bij de plaatselijke

harmonie de pauk geslagen. Daarnaast bleef hij eveneens bij Winnubst

spelen. Meneer Latjes heeft jarenlang bij Rijkswaterstaat gewerkt en de

laatste twee jaar bij het Hoog Heemraadschap. Tevens heeft hij jarenlang

lesgegeven.


Muziek, en daarmee Winnubst, heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in

huize Latjes. Zoon Frans speelt de bas en dochter Anja heeft jaren hoorn

gespeeld bij Winnubst. Meneer Latjes heeft zijn tijd bij Winnubst als

schitterend ervaren, hij ging er altijd met veel plezier naar toe. Ook toen ze

nog maar met 18 man op de repetities zaten. In al die jaren heeft meneer

Latjes van alles meegemaakt, veel bijzondere momenten. Zo vertelt hij

over directeur Schenkels, die pruimde al zittend op zijn stoel en spuugde

het naast hem in een oude kolenbak.


Ook is meneer Latjes tien jaar lang, over de periode 1975 – 1985 voorzitter

geweest van Winnubst. In zijn tijd kwamen er bijvoorbeeld gestructureerde jaarvergaderingen. Waren het daarvoor altijd vergadering die tot 01.00 uur duurde omdat de heren er geen genoeg van konden krijgen, meneer Latjes stelde een agenda op met tijdsschema en hield zich daar keurig aan. Klokslag 22.15 uur was de vergadering afgelopen.


Op muzikaal gebied heeft meneer Latjes veel meegemaakt. Het concours in Kerkrade is er een om met een glimlach aan terug te denken. De voorstanders van het concours waren ver te zoeken, maar meneer Latjes zette door en het resultaat mag er wezen! Ook het weekend naar Lüdenscheid met 130 man is bijzonder geweest. De drumband, majorettes en het orkest traden gezamenlijk op. Vanaf boven aan de heuvel liepen zijn al musicerend het plein op.


Al met al heel wat mooie herinneringen in die jaren bij Winnubst!


In het kader van het 110-jarig bestaan van Winnubst in 2010, hebben Marianne Deurloo en Ruud Claessen Meneer Latjes al eerder geïnterviewd. Dit uitgebreide verslag kunt u hier onder terug lezen.


Verslag uit het jubileumboek van Winnubst bij het 110-jarig bestaan van de vereniging.


Henny Latjes, erelid van Winnubst


Henny Latjes belichaamt 60 jaar Winnubst, meer dan de helft van het 110—jarig bestaan van de muziekvereniging. We – Marianne Deurloo en Ruud Claessen – spreken hem op zaterdag 28 februari 2009 in zijn appartement in Huis ter Duin. Mevrouw Latjes schenkt koffie en neemt af en toe deel aan het genoeglijke gesprek waarin Henny vertelt voer Winnubst, zijn Winnubst want de muziekvereniging ligt hem na aan het hart. In de loop der jaren maakte hij honderden uitvoeringen mee, eerst als tamboer maar al snel als paukenist van de harmonie. Henny Latjes was meer dan alleen actief muzikant; hij zette zich ook in voor het bestuur en (van 1975 tot 1985) was hij voorzitter van de RK Harmonie Winnubst zoals de vereniging officieel heet. Sinds 2001 is hij erelid van de vereniging.

Nog geen jaar na de bevrijding kwam de toen 15-jarige Hendrikus Cornelis Latjes bij Winnubst. “Omdat oom Piet Bruin en oom Tinus Bruin ook bij de vereniging zaten. Piet als tamboer en Tinus als concerttamboer. Tja, dat ging toen zo, je familie was van de harmonie dus was jou dat lot ook beschoren. Ik moest ook maar leren trommelen, vond ome Piet”.

Met Henny kwamen ook jongens als Nico Raadgers, de gebroeders Toes en Frans van Oostrum aan. “Ja, alleen jongen, maar wel uit allerlei rangen standen van rooms-katholieke huize. Meisjes en vrouwen kwamen pas veel later, eind jaren zestig dacht ik met Mirjam Toes als fluitiste”.

De jaren direct na 1945, het was de tijd ‘waarin je niks had’. Zo was er geen uniform voor de jonge Henny. “Moest je op wachten tot er iemand dood ging en ik marcheerde dan mee in mijn burgerkloffie. Daar keek niemand van op, hoor. In die dagen was gewoon te kort aan van alles”.

De jaren veertig was ook nog de tijd van dirigent H.B. Schenkels, Manus zoals hij genoemd werd, maar niet door de Henny en de andere jongemaatjes. De directeur bij de voornaam noemen was onbestaanbaar. Schenkels was een autoriteit en die werd met u en meneer aangesproken.

De eerste beginselen van het trommelen werden Henny geleerd door zijn oom Piet. “Ik moest hem eenvoudigweg naspelen, ook dat ging toen zo. Er was helemaal geen specifieke muziekschool of zo.”

De jonge Latjes was een snelle leerling en onmiskenbaar talentvol, wat directeur Schenkels niet ontging. “Ik mocht als snel mee marcheren, op voorwaarde dat ik zo goed zou trommelen als een marinier had hij mij te verstaan gegeven.” Maar daar kwam nog iets bij. Henny Latjes moest ook leren exerceren, want Winnubst was een van de orkesten die op hoogtijdagen door Helderse straten trok. Dat moest natuurlijk ordelijk en in het gelid gebeuren. Henny Latjes bewaart er warme herinneringen aan. Koninginnedag, andere feestdagen op herdenkingen, bij gote openingen enzovoorts, Winnubst was van de partij. Niet als enige orkest in Nieuwediep, want er waren er in de jaren veertig en vijftig wel meer. Zo lieten ook het Stedelijk Muziek Korps, het Helders Fanfare Korps, de Post Fanfare en de brassband van het Leger des Heils geregeld van zich horen. Er bestond ook een gezonde rivaliteit tussen de orkesten. “Vooral tussen Winnubst en het Stedelijk”, kijkt Henny Latjes terug. “Die van het Stedelijk waren afstandelijk. Ze moesten ons van Winnubst echt niet. Ze verloren ook steevast met marswedstrijden. Moest je een mars spelen en 120 passen van 75 centimeter in een minuut maken om exact op een eindstreep te eindigen met het orkest. Dat wonnen wij altijd, met het Stedelijk als tweede. Dat deed zeer.”

Latjes herinnert zich de keer dat de drie orkesten in het toenmalige Julianapark (waar nu schouwburg de Kampanje staat) hun muzikale rondgang beëindigden. “Het idee was om onder het spelen van een mars gezamenlijk af te marcheren naar het clublokaal van Winnubst in de Oostslootschool. Het Helders Fanfare Korps wilde wel, maar het Stedelijk gaf geen sjoege en marcheerde alleen af. Die wilde nooit wat, we hadden niks met elkaar. Daar liepen wij toen als het RK Winnubst samen met het rooie Fanfare Korps. Rooms-rood door de Helderse straten, prachtig.”


Henny Latjes had nauwelijks een paar keer mee getrommeld of mijnheer Schenkels introduceerde een ander slaginstrument: de pauken. “Kom maar naar het repetitielokaal, dan leer ik het je wel even.”

En zo leerde Henny Latjes in drie privé-lessen de pauken slaan. “Terwijl ik nog geen noot kon lezen. De lage noten moest ik gewoon op de grote ketel slaan en de hoge op de kleine. De rest leer je later wel, verzekerde Schenkels me. En daar stond ik dan na amper les gehad te hebben achter de pauken in het orkest. Ik wist niet eens hoe je die dingen moest stemmen. En laat ik in het eerste de beste stuk ook nog een solo aan het slot hebben. Stond ik daar als jongetje. Komt Schenkels van zijn zetel af, want hij dirigeerde altijd zittend, grist de stokken uit mijn handen en zegt zo doe je dat om vervolgens de solo te slaan. Sla erop, knul!” Een halve eeuw na dato kan Latjes de solo nog dromen en slaat de solo met de vingers op de eettafel. “Het moet in 1947 geweest zijn, ik ben voor de leeuwen gegooid, zo mag je het wel zeggen ja.”

Colonel Bogey on Parade heet het bewuste stuk dat in Latjes’s geheugen gegrift staat. “Kunnen ze tegenwoordig niet meer spelen, ha,ah.”

“Echt wel”, zegt Marianne Deurloo die klarinet speelt in het huidige A-orkest. “Ja, Colonel Bogey wel, maar niet on parade, da’s veel langer”, pareert Latjes adrem.


Meer dan een halve eeuw Winnubst geeft voldoende stof voor anekdotes. Henny Latjes schudt ze uit zijn mouw. Zoals deze over directeur Schenkels. “We waren de Geschichte aus dem Wiener Wald aan het oefenen. De bassen speelde op een gegeven moment forte waar het piano, zachter dus, moest zijn. Mijnheer Schenkels tikte driftig af en riep: als jullie zo’n scheet in het Wienerwald laten dan vallen er subiet zeven bomen om…”


In 1949 verhuisde Henny Latjes naar Leeuwarden waar hij de HTS bezocht in de afdeling bouw- en weg- en waterbouwkunde. Hij studeerde af al Ing. Weg- en Waterbouwkunde en ging werken bij de Rijkswaterstaat, bij aannemingsbedrijven en bij het Hoogheemraadschap. In 1992 ging het met pensioen.


Zijn studie en uithuizigheid stonden verder spelen bij Winnubst niet in de weg, zij het dat hij de repetities niet kon bijwonen. “Ik kon slechts één keer in de zes weken naar huis. Er was gewoon geen geld om elke week heen en weer te reizen.”

In latere jaren nam Latjes naast de pauken de bekkens en de concerttrom ter hand. “We repeteerden twee keer per week, op maandag en donderdag. En nee, we hadden toen geen koffie, laat staan een bar in het verenigingslokaal.” Henny Latjes heeft trouwens nogal wat adressen meegemaakt. Het eerste onderkomen lag aan de Prins Hendriklaan, later werd het de eerder genoemde school aan de Oostslootstraat. Daarna volgde een lokaal aan de Parallelweg, weer later een lokaal in de BLO-school aan de Lorentzstraat, gevolgd door de Tarcisiusschool in Nieuw-Den Helder, een lokaal aan de Marsdiepstraat op de hoek met de Haringvlietweg, de school in de Schooten, waarna de Elzenstraat in beeld kwam.


De legendarische H.B. Schenkels was vanaf 1919 zevenendertig jaar de directeur van Winnubst. Maar ook hij had niet het eeuwige leven en werd in 1956 opgevolgde door Jac Hertsworm. Na hem volgden Laus Toes (juli 1968), Tseard Verbeek (1992), Metsje Cnossen (1994) en sinds begin 2004 Bert Willemsen. Onder deze dirigenten zag Latjes het niveau van Winnubst stijgen. “Toen ik begon zaten we in de eerste afdeling, we promoveerden naar de klasse uitmuntend, vervolgens naar de ereklasse om in de afdeling superiuer te eindigen. Dat was onder Hertsworm.”


In later jaren werd het superieure niveua niet meer bereikt, mede doordat de interesse van Winnubst in concoursen verflauwde. De wedstrijden trokken ook steeds minder publiek, ook dat speelde een rol. Anderzijds kwam het maken van muziek als persoonlijke hobby in orkestverband meer in zwang. En in de loop der jaren kwam de jaarlijkse uitvoering meer en meer op de voorgrond te staan.


Ook het marcheren op straat werd opgegeven, dit laatste trouwens tegelijk met de teloorgang van de drumband en de afdeling majorettes in de eerste helft van de jaren negentig.

Maar Henny Latjes maakte ook veranderingen mee in de muziek die op de lessenaar kwam. “Een dirigent als Laus Toes hield vast aan traditionele repertoire van ouvertures en klassieke harmoniestukken waaronder marsen en walsen. Hoewel, Toes nam ook musicalstukken in het repertoire op.


Het gesprek komt even op de marsmuziek. Winnubst speelt nog wel eens een mars, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Henny Latjes betreurt dit. “ Want”, zo begint hij uit te leggen, ‘door het spelen van een mars of een wals ontwikkel je maatgevoel bij de jongere garde. Dat is heel belangrijk. Zo valt het me tegenwoordig steeds meer op dat nog maar heel weinig muzikanten de voet meebewegen op de maat van de muziek. Laat ik het zo zeggen: nu wordt heel veel muziek gespeeld die minder goed in het gehoor ligt. Ik vind het jammer en ik denk dat een groot deel van het publiek het met me eens is.” Vanaf zijn hemelwolk zal Jac. Hertsworm goedkeurend op Latjes neer zien. “Een concert moet je altijd beginnen met een lekker marsie”, placht Hertsworm te zeggen.


In de loop van meer dan een halve eeuw Winnubst was Henny Latjes betrokken bij honderden optredens, zowel binnen als buiten. Het oude Casino aan de Molengracht van RK Volksbond was een van de zalen, evenals de marinekantine ’t Huys Tydtverdryf aan de Kanaalweg. De muziektent in het Julianapark speelde en centrale rol bij de buitenoptredens. “Daar zaten we toch wel eens in het jaar. Al was het alleen maar om de gemeentelijke subsidie waar te maken.”


Ook als hoogtepunt noemt Henny Latjes het gezamenlijke concert van Winnubst met het Stedelijke Muziekkorps op 12 april 1986. Ouwe getrouwen binnen Winnubst en het Stedelijk begonnen te steigeren bij alleen al de gedachte. Maar Latjes, toen 55 jaar en voorzitter Roel Bergsma (41) van het Stedelijk zetten door en er kwam een gezamenlijk concert. “Met zijn allen tegelijk op het podium. Het was in een woord prachtig en het publiek stond op de banken. Moeten we meer doen, werd er gejubeld. Maar het is tot één concert beperkt gebleven. Ik begrijp dat het Stedelijk nu moeilijke tijden doormaakt. Zonde.”


Overigens maakte Latjes zelf met Winnubst ook moeilijke tijden door. “Ik heb het meegemaakt dat we met achttien man waren. Dat trok later weer aan en het is mijn ervaring dat de belangstelling voor hafabra een golfbeweging is. Dan heb je weer meer leden, dan weer minder en zo gaat dat door.”


Over moeilijke tijden gesproken. Henny Latjes heeft ze zelf ook gekend met Winnubst. En dat uitgerekend in de periode dat zoon Frans, Kees Jan Tuin en Arvid Tesselaar de kar gingen trekken. Het drietal kwam met een beleidsplan dat Winnubst op moest stuwen in de wereld van de blaasmuziek. Er kwam een eigen muziekopleiding, een leerlingenorkest en een brugorkest waarin de muzikanten werden klaargestoomd voor het A-orkest. Het jaarlijkse concert kreeg een thema, er kwam een reis naar het buitenland enzovoorts. Het drietal liet ook een zakelijke wind door de amateurvereniging waaien. En last but not least werd het toptalent Metsje Cnossen als dirigent aangetrokken.


Henny Latjes is de eerste die zijn waardering en bewondering aan de dag legt voor de nieuwe koers die Winnubst ging varen en de successen van dien. Zo werd het beleidsplan door menige harmonie elders in het land overgenomen. Onder dirigent Cnossen stuwde het muzikale niveau ook op. Maar de manier waarop de vernieuwingen aanvankelijk werden gepresenteerd, deden Henny Latjes pijn. “Winnubst en zijn muziek werden weggezet als stoffig en oubollig. Ik vond en vind dit onterecht en geen recht doen aan de vereniging en haar verleden. Onder Hertzworm bereikten we de afdeling superieur, ik wil maar zeggen…”


De emoties liepen zo hoog op, dat Henny Latjes in 2001 zijn lidmaatschap opzegde. Na 55 jaar. Met pijn in het hart, maar ook tot groot verdriet van Winnubst zelf. Het bestuur kon niet anders dan Henny Latjes uitschrijven. Maar er was iets dat de vereniging hem wel kon meegeven, uit erkenning en dankbaarheid voor de vele verdiensten van Henny Latjes. Het bestuur besloot Henny Latjes bij zijn vertrek te benoemen tot erelid van de vereniging. En zo is Henny Latjes geen 55 jaar lid van de vereniging geweest, maar is hij in wezen nog lid van de familie die Winnubst heet, en dat al meer dan 60 jaar lang.

Tijd heelt alle wonden en vandaag de dag is het weer koek en ei tussen Henny Latjes en de vereniging.  “Winnubst van nu is het Winnubst van vroeger”, stelt Henny Latjes vast. “In een woord superieur.”